Er is geen bewijs dat jongens en meisjes verschillende hersenen hebben en dus ergens anders goed in zijn. Meisjes presteren op school beter dan jongens, maar dat ligt niet aan een verschil in ontwikkeling van de hersenen. Hoewel jongens gemiddeld grotere hersenen hebben dan meisjes, heeft dat niets met intelligentie te maken. Als het op de hersenen aankomt, zouden jongens en meisjes dus even goed moeten kunnen worden in precies dezelfde dingen. Het verschil in prestaties, bijvoorbeeld dat jongens beter zijn in wiskunde en meisjes beter in taal, lijkt daarom vooral te komen door een verschil in training, concentratie en met name zelfvertrouwen. Zo hebben jongens al vanaf de peutertijd een voorkeur voor bouwen en construeren. Ook hebben ze al op jonge leeftijd meer ervaring in het exploreren van de omgeving. Dergelijke activiteiten vereisen goed ruimtelijk denken en redeneren en het vermogen om ruimtelijke relaties in te schatten. Aangezien jongens hierdoor meer ervaring hebben in het ruimtelijk redeneren, lopen ze wat voor op meisjes in de ontwikkeling van vaardigheden waarvan bekend is dat ze belangrijk zijn voor leren op het gebied van rekenen, wiskunde en techniek.
Van Tetering, M., Van der Donk, M., De Groot, R. H. M., & Jolles, J. (2019). Sex differences in the performance of 7ā12 year olds on a mental rotation task and the relation with arithmetic performance. Frontier in Psychology, 10(January), 1-11. doi:10.3389/fpsyg.2019.00107