De mogelijkheid om de eigen emoties en cognitieve processen te sturen die nodig zijn voor doelgerichte acties zoals het organiseren van gedrag, beheersen van impulsen en constructief oplossen van problemen. Zelfregulatie bestaat uit cognitieve regulatie, emotieregulatie en gedragsregulatie. Deze factoren beïnvloeden elkaar (Murray et al., 2015). Cognitieve- en emotieregulatie beïnvloeden elkaar wederzijds, en vormen als het ware de bouwstenen voor gedragsregulatie. Zelfregulatie is nauw verbonden aan de zogenoemde ‘executieve functies’. Soms worden deze termen zelfs als synoniem gebruikt, maar dat is niet correct: het overlapt slechts met één functie (respons-inhibitie of impulscontrole). Gericht op puur het leren gaat zelfregulatie (of zelfgestuurd leren) over leren waarbij men zelfstandig en met zin voor verantwoordelijkheid de sturing voor de eigen leerprocessen in handen neemt (Boekaerts & Simons, 2012). De student mag beslissen over handelingen in het leerproces, subdoelen formuleren en heeft een eigen verantwoordelijkheid in de aanpak en uitvoering, zonder van de hoofddoelen af te wijken (Luken, 2008). Er spelen drie verschillende leerstrategieën (in combinatie met elkaar) een rol bij zelfregulatie: cognitieve, metacognitieve en motivatie/affectieve leerstrategieën (Kostons, Donker, & Opdenakker, 2014). • Cognitieve leerstrategieën gaan over informatieverwerking waarbij nieuwe informatie wordt gekoppeld aan bestaande kennis. Hierbij valt te denken aan: herhalen, relateren, concretiseren, toepassen, analyseren, structureren en selecteren. • Metacognitieve leerstrategieën spelen zich af op het vlak van kennis over het eigen leren. Het gaat dan vooral om strategieën om het leren aan te pakken (oriënteren, plannen), te monitoren (proces bewaken, bijsturen) of te evalueren (diagnosticeren, toetsen, reflecteren). • Motivatie/affectieve leerstrategieën gaan over eigen motivationele en emotionele opvattingen en reacties in relatie tot het leren. Hierbij valt te denken aan: attribueren (toeschrijven van leerresultaten aan iets of iemand), motiveren, concentreren, waarderen, inspannen, omgaan met positieve en negatieve emoties en self-efficacy. Self-efficacy is het geloof in eigen kunnen. Wanneer dit geloof er is, zal de motivatie groter zijn en de uiteindelijke prestatie beter zijn (Bandura, 2010). Diverse factoren hebben invloed op in hoeverre iemand zelfregulerend kan zijn. Dit hangt bijvoorbeeld samen met leeftijd, opvoeding (‘co-regulatie’), traumatische ervaringen, ontwikkelingsvertraging van de hersenen zoals bij ADHD, interne doelen en waarden met daaruit voortkomende intrinsieke motivatie. Zelfregulerend leren is voor studenten en leerlingen ontzettend lastig en wordt vaak gesimplificeerd. Wel kun je aan het zelfregulerend vermogen van studenten werken door bijvoorbeeld het geven van effectieve feedback, het aanleren van leerstrategieën en door modelling toe te passen.
Murray, D.W., Rosanbalm, K., Christopoulos, C., & Hamoudi, A. (2015). Self-Regulation and Toxic Stress: Foundations for Understanding Self-Regulation from an Applied Developmental Perspective. OPRE Report #2015-21, Washington, DC: Office of Planning, Research and Evaluation, Administration for Children and Families, U.S. Department of Health and Human Services.