Bij deze werkvorm krijgen studenten een aantal eindproducten te zien die ze op volgorde gaan leggen van ‘minder goed naar goed’. Het helpt studenten om inzicht te krijgen in waar zij naartoe werken en wat een goed product maakt.
• Maak groepjes van 3-4 studenten. • Doorloop met de groep de opdrachtomschrijving van het product waar zij naartoe werken. • Geef ieder groepje een aantal producten (van voorgaande jaren). Bij voorkeur zijn dit goede en minder goede producten, die soms erg vergelijkbaar zijn. • Vraag studenten deze op volgorde te leggen van ‘minder goed naar goed’ en dit te onderbouwen, bijvoorbeeld door aantekeningen te maken. • Bespreek de bevindingen centraal: welke volgordes liggen er? Op basis waarvan is de volgorde bepaald door de verschillende groepen?
• Door hierbij ook de rubric of het beoordelingsformulier te geven, krijgen studenten ook meteen helder wat er van hen verwacht wordt en hoe de criteria er in praktijk uitzien • Je kan studenten de producten ook laten becijferen met behulp van de rubric of het beoordelingsformulier, om vervolgens als docent de cijfers te noemen die oorspronkelijk zijn gegeven voor de verschillende producten • Je zou de groepen, alvorens het centraal te bespreken, bij elkaar kunnen laten kijken om vervolgens mogelijk hun volgorde te laten wijzigen
• De opdrachtomschrijving • 3-5 producten waar studenten naartoe werken • Eventueel een beoordelingsformulier of rubric